First night

In het meest prille begin van onze relatie hebben M en ik een nacht pratend doorgebracht. Dat was tamelijk heftig, en ik denk dat ik me daarover wel eens eerder heb geuit.
Ik wist dus wat me te wachten stond. Dacht ik.

Maar er zijn verschillen. Om te beginnen behoorde ik indertijd tot de primaire kring van slachtoffers. Ik was de tweede in rij. Mijn vader stond op nummer 1. Mijn broertje en zusje kwamen na mij en werden uiteindelijk ernstiger slachtoffer dan ik. Mede doordat ze langer in de nabijheid van mijn moeder bleven. Ik ontsnapte net niet te laat. Decennialang heb ik die eerste zeventien jaren weggedrukt. Ik was woedend op mijn zusje die mij (ook alweer veel jaren geleden) herinnerde aan de echte werkelijkheid. Aan ons echte verleden. Ze haalde wonden genadeloos open.

Toch was het een tweestrijd. Een strijd tussen mijn moeder en mij. Uitgevochten zonder fysieke aanwezigheid. Een strijd die ik niet kon winnen. De dood van mijn vader, de omstandigheden waaronder dat plaats vond, het heeft me zelfs toen geen helderheid gegeven. Afgesloten. Niet meer ontvankelijk voor het kwaad. Ik was immuun. Meende ik.

Klopte misschien ook wel een beetje. Die eerste nacht met M had ik een redelijk vertrouwen in mezelf. Dat het niet makkelijk zou worden was me glashelder, maar ik had voor heter vuren gestaan. Meende ik.

Pas nu realiseer ik me dat Het Geval nieuwe wapens in de strijd had gebracht. Haar kinderen. Ik zweer het je, kinderen die ze zelf heeft gedragen. Ze zet ze in. Tegen M. Tegen mij ook? Weet ik niet zeker. Misschien ben ik ook maar gewon een nieuw wapen geworden in haar gevecht tegen M. Het is mogelijk dat ik een combinatie vorm van instrument en target. Alles in het kader van kapotmaken.

B en E zijn de nieuwe wapens tegen… tegen wat eigenlijk? Tegen wie? Tegen M? Tegen M en mij? Of misschien tegen alles? Alles wat niet Het Geval is?

Is dat anders dan mijn moeder handelde dan? Misschien. Vroeger verzette ik me tegen mijn moeder. Als eenling. Nu word ik onder vuur genomen vanuit verschillende hoeken. Ooit bevond ik me in de positie van C. Ooit bevond ik me – misschien zelfs sterker – in de positie van B.

Het is even wennen aan de gedachte dat ik uiteindelijk mezelf tegenkom. Was ik toen ook een wapen? Ik hoop dat niet te weten te komen. Ik ben dus gewoon bang voor het verleden. Nu.

Krankjorum

Echtscheiding. Nou, nee, vechtscheiding. Toen Het Geval haar stutten pakte woonden de kinderen niet thuis. Alleen al dat ontkracht de bewering dat ze door M met de kinderen op straat zou zijn gezet.

Maar goed, de kinderen woonden niet thuis. Dat veranderde na de verlating al vrij snel. De reden daartoe is niet helemaal helder, immers was Het Geval de reden waarom de kinderen buitenshuis waren geplaatst, maar goed. Ze slaagde erin B en C al vlot onder haar hoede te krijgen. Kinderen bij de biologische moeder valt bij veel mensen sowieso wel in goede aarde.

Hoe dan ook, M heeft gedurende langere tijd haar kinderen niet meer kunnen zien. De daarvoor vastgestelde regeling bleek niet meer van kracht te zijn (hoezo niet dan, vraag ik me af) maar goed, M is transgender en dat vinden sommigen raar. Of eng, of weet ik veel wat. Een rechter stuurde de kwestie door naar de Raad voor de Kinderbescherming. Die vonden het ook lastig. Vader transgender? Tja, da’s wel lastig. Overdragen aan een voogdij-instelling. Oh jee. Een transgender als vader. Zou dat gevaarlijk zijn? Effe rustig aan, deadlines doen er nu niet zoveel toe.

Er moest een voogd op, dat was de opdracht, maar ja, die bleek niet opgewassen tegen Het Geval. Heel aarzelend kwam er iets van een omgangsregeling tot stand. Met C, want B was daar ‘natuurlijk’ nog totaal niet tegenopgewassen. Waartegen niet precies? Nou, dat wist Het Geval niet precies duidelijk te maken, maar het leek de voogdij-instelling toch vooral nuttig om uiterst voorzichtig te werk te gaan. Beter niet aan werken dan schuldig worden aan iets engs, nietwaar?

Weet je wat? We voegen er een tweede voogd aan toe. Dan kan niemand later zeggen dat we ons best niet hebben gedaan. 

Het liep mis. Of eigenlijk niet eens; het liep voor geen meter en de kwestie werd als een hete aardappel doorgeschoven naar een andere voogdij-instelling. Die hebben het uiteindelijk zover weten te krijgen dat een uiterst rudimentair begin is van wat ooit een omgangsregeling zou kunnen worden tot stand lijkt gekomen.

Als de voortgang in dit tempo doorgaat zal B ergens rond zijn 24e een normaal contact met zijn vader kunnen hebben. Over een jaar of tien dus.

Intussen heeft Het Geval de wereld rond haar persoon ingericht zoals haar belieft. Niet gehinderd door professionals die er ook maar ene reet van snapten. Ze bepaalt wanneer ik thuis mag zijn, ze geeft concrete gedragscodes door, uiterlijk wordt zelfs nauwkeurig omschreven en vastgelegd. Dat vertelt ze mij natuurlijk niet in persoon, daarvoor laten de opeenvolgende voogden zich gewillig gebruiken. Toen ik de huidige voogd enkele weken geleden vroeg hoe ik me daartegen kon verzetten vertelde ze me met een begrijpende (sic) glimlach dat zulks niet mogelijk is. Ik heb geen stem. Ik ben er gewoon niet.

Lijkt me een kwestie van tijd, lijkt me, want ik ga dit niet heel veel langer trekken.

Maar goed, Het Geval heeft bepaald dat reistijd als deel van de omgang dient te worden beschouwd. Niet het tijdstip waarop zij hun oorspronkelijke ouderlijk huis betreden is daarvoor maatgevend, maar het tijdstip waarop hun biologische moeder innig afscheid van hen neemt en ze sterkte wenst. Immers, ze gaan weer dagen en binnenkort zelfs langere tijd doorbrengen met een toch wel wat griezelige persoon die bovendien een minstens zo enge griezel als levenspartner heeft gekozen.

Is dat nou zo erg? Dat tijdstip van overdracht?

Nou, stel je het volgend voor.

Het Geval heeft domicilie gekozen in Middelburg. Ze woont daar met de kinderen. M woont in Amersfoort, samen met mij. Uurtje of twee rijden. Met rechterlijke tussenkomst wordt bepaald dat beide ouders ongeveer de helft van de rit voor hun rekening nemen. Raamsdonksveer dus.

De kinderen hebben schoolvakantie en blijven dus langer. B een week, C wel drie weken.

Het Geval wil een en ander koppelen aan een aansluitend verblijf bij haar ouders, beide woonachtig in Hoevelaken. Een kilometer of vier van waar M en ik wonen.

Overdrachtstijd is normaliter 19.00u in Raamsdonksveer.

Het Geval legt M de keuze voor: 19.00u overdracht in R’veer, of 20.00u in Amersfoort. Bij mij voor de deur dus.

Dat voorstel gaat mank. Mank op de door Het Geval zelf in het leven geroepen regel dat reistijd en verblijfstijd aan haar voorwaarden dienen te voldoen. Dus: 19.00u is overdrachtstijd.

M en ik meenden dat het allemaal niet zo dramatisch was. We gaan vrijdag gewoon naar R’veer, nemen de kinderen over en dan rijden Het Geval en wij min of meer achter elkaar aan naar Amersfoort en Hoevelaken. Beetje gek wel natuurlijk, maar van Het Geval zijn we wel wat gewend.

Maar nee.

Het Geval komt vrijdag niet met de kinderen uit Middelburg aanrijden. Het Geval is, met de kinderen, al enkele dagen in Hoevelaken. Wassegu…?

Je, je snapt het goed. Het Geval gaat vrijdag met de kinderen vanuit Hoevelaken zo’n honderd kilometer rijden naar R’veer. Wij ook, vanuit een straat verder bijna, in Amersfoort.

Nogal verrast stelde M voor de kinderen dan gewoon even in Hoevelaken op te halen. Kan bijna te voet. Het Geval was uiterst stellig in haar reactie. Neen. De kinderen worden op honderd kilometer afstand overgedragen.

In R’veer neemt M de kinderen over en dan gaan wij terugrijden naar Amersfoort. Met in ons kielzog Het Geval, naar haar ouders; niet veel meer dan een paar straten van ons verwijderd.

Mensen, ben ik krankzinnig? Of is iemand anders dat?

Loyaliteit

Bij familiebezoek liet C zich ontvallen dat M toch wel Het Geval mét kinderen ‘op straat’ had gezet. Een oom schoot boos uit zijn slof en vertelde dat dit absoluut niet waar was. Immers, Het Geval had gewoon haar gezin verlaten en had zich genoeglijk elders gevestigd. De kinderen verbleven in die tijd niet thuis.

Voor C een heftige ervaring. Zoals de meeste kinderen in een (v)echtscheiding probeert ze loyaal te blijven aan beide ouders. Nu bleek dat een van haar ouders glashard liegt. Vroeg of laat raakt zo’n kind in psychische problemen. Met dank aan Het Geval.

Liesbeth

Lieve Liesbeth,

Zo heel af en toe zijn er gedachten die ik je graag wil toevertrouwen, ook al ben je al bijna vijf jaren niet meer in leven. Het gaat over M, mijn huidige vrouw. Je hebt haar alleen op afstand gekend, van het forum en een interview op tv. Als je haar persoonlijk had leren kennen weet ik dat je heel erg gek op haar zou zijn geworden. 

M kwam al vrij snel na je overlijden in mijn leven. Van mijn kant groeide het gevoel dat zij een belangrijke rol in mijn leven kon gaan spelen. Verliefdheid baande zich een weg; liet zich met geen mogelijkheid tegenhouden.

Ik weet dat het bij M anders ging. Nadat we in het voorjaar van 2015 een nacht lang met elkaar gepraat hadden was het haar wel duidelijk dat ik iets snapte van haar problemen. Problemen die bewust waren gecreëerd door Het Geval. Een soort kloon van mijn moeder en laten we jouw adoptiemoeder niet vergeten.

Bij M speelde verliefdheid of liefde nog niet werkelijk een rol in het begin. Ze waardeerde mijn bestaan, mijn aanwezigheid en vooral mijn begrip. Het was misschien wel de zwaarste periode in haar leven en ze had alle steun nodig die ze kon krijgen. Pas later kwam de echt persoonlijke genegenheid. Ik ben me daar heel goed van bewust en zie er niets negatiefs in, integendeel.

Grappig is dan wel dat ik het in feite aan Het Geval te danken heb dat M en ik nu een paar zijn. 

Alien

In de korte tijd van mijn bestaan meen ik de verschillen in menselijk gedrag in twee groepen te herkennen: mensen en aliens. Aliens niet in de zin als afkomstig van een ander sterrenstelsel of zo, maar simpelweg je handelingen baseren op menselijke gevoelens, een sociale basis voor het handelen of anderzijds het – in mijn ogen – instinctief handelen.

Beide zijn gebaseerd op egoisme, daar ben ik me van bewust. Maar misschien is er toch zoiets als liefde. En misschien kent een deel van de mensheid dat begrip niet. Wel het woord en hoe je daar, zie soaps, opera’s, romans en zo voort mee wordt geacht om te gaan. Intiem worden, zijn. Vertrouwen, maar dan volledig. Zelf heb ik dat mogen beleven en beleef dat nog.

Het andere deel van de mensheid – in deze waarneming – reageert niet uit een diepe toeneiging. Noem het liefde. Noem het overgave, misschien.

Hun reacties zijn in wezen uiterst primitief. Ze zullen je doen geloven dat ze je toegenegen zijn. Ze dragen een liefdevol ogend masker, maar kunnen niet anders dan je in feite gebruiken. Voor een doel dat ze zelf nauwelijks kunnen formuleren.

Het gaat niet alleen om het voortbestaan van het individu. Dat zou je zelfs aan het liefdevolle type kunnen toeschrijven.

Het gaat om schade toe te brengen. Een zucht om macht uit te oefenen. Omdat het kan? Ik weet het niet. Ze zullen er hun eigen kinderen voor opofferen. Ze zullen er hun eigen bestaan aan te gronde laten gaan, maar de zucht tot vernietigen is onbedwingbaar.

Maar wie zijn eigenlijk de aliens? Zelf beschouw ik mezelf als behorend tot het liefdevolle type. Hoewel ik ook wel eens succesvol wraak heb genomen op een mens. Hij was van ‘de andere soort’.

Survival of the fittest. Welke soort zal de komende eeuwen, misschien millennia, overleven? De soort van mijn vrouw en ik? De soort waartoe mijn vader behoorde? En de ouders van mijn vrouw?

Of zijn juist wij de aliens? Zijn juist wij de soort die het niet gaat redden in de komende tijd van verandering?

Borderline

Zowel M als ik hebben een redelijk taai psychologisch-diagnostisch traject gevolgd. Veel psychs realiseren zich maar al te goed dat transseksualiteit met psychologisch onderzoek niet kan worden vastgesteld.
Wat ze wel redelijk kunnen vaststellen is of je sterk genoeg in je schoenen staat om het traject tot het einde toe te kunnen behappen. En natuurlijk de periode daarna.

Mensen die er in je leven toe doen kunnen daarbij een belangrijke rol spelen. Een onderzoek naar die omgevingsfactoren maakt daarom ook deel uit van het diagnostische deel van een transgendertraject. Een genderpsycholoog zal dan ook minstens een gesprek willen hebben met een partner of iemand anders die de persoon in kwestie nabij staat.

Zo kwam ook M’s ex ter sprake. Die kwam uiteraard niet opdagen en werd daar begrijpelijkerwijs ook niet toe uitgenodigd. Een van de betrokken psychologen uitte desondanks het vermoeden dat er sprake kon zijn van een persoonlijkheidsstoornis. Concreet: borderline. Niet zonder gedegen onderzoek op de persoon vast te stellen, maar een sterk vermoeden was zeker aanwezig.

Opvallend is dat een dergelijk vermoeden ook vaak is geuit over mijn moeder. Indertijd was het begrip borderline nog niet gedefinieerd, maar mensen met enige achtergrond in psychologie meenden kenmerken te herkennen. Het is niet niks, een vermoeden van borderline, in een nogal heftige vorm en mate.

En toch geloof ik het niet. Het is iets anders, waarvoor volgens mij nog helemaal geen definitie bestaat. Ooit heb ik een stuk op Facebook geplaatst waarin ik veel details en aspecten heb beschreven van mijn moeders persoonlijkheid en gedrag. En de herkenning daarvan in Het Geval. Het schrijven heeft me toen grote moeite gekost en ik baal er van dat ik het niet meer kan vinden.

Van de reacties toen ben ik nogal geschrokken. Wildvreemde mensen reageerden op mijn post met herkenning. Ook zij ervoeren de vernietigende effecten van types als mijn moeder en Het Geval. Ook zij kenden de erfelijkheid en uit al die reacties kreeg ik ook de indruk van besmettelijkheid.

Ik werd er bang van en heb het ook met M besproken. Mijn moeder was zo’n mens, de moeder van mijn moeder eveneens en nog anderen uit dat gezin. Waarom, was mijn gedachte, zou ik gevrijwaard zijn? Het fenomeen lijkt zich weliswaar vooral te manifesteren bij vrouwen. Kon ik, na lang geleefd te hebben als man, zeker zijn dat ik immuun was?

Was ik niet net zo’n gevaar voor de kinderen als hun biologische moeder? Zóuden de kinderen er ooit voor kiezen bij M, hun biologische vader, te gaan wonen, zouden ze dan niet van de regen in de drup raken?

M herkende in mij niets van eigenschappen die ze bij Het Geval zo duidelijk had waargenomen; waar ze direct slachtoffer van was. Wel heeft ze beloofd me in de gaten te houden. Tot nu toe heeft ze – goden zij dank – nog niets gemerkt.

Onze Vader

Een vriendelijke dame vraagt aan C “Is dat je moeder?”
C antwoord resoluut “Nee, hij is mijn vader”.
M gaat door de grond.

Is dat echt gebeurd? Nee, maar dat is een kwestie van tijd. Jaren geleden is door familieleden geprobeerd de kinderen hun biologische vader met haar nieuwe naam aan te laten spreken. Even leek dat te lukken, maar toen Het Geval daar lucht van kreeg was het snel gebeurd. “Hij (!) is je váder, dus hij kan nóóit ‘zij’ zijn. Dat is erin geramd, dat wordt erin geramd. De kinderen mogen onder geen voorwaarde het gevoel krijgen dat M ook maar in de verste verte het gevoel zouden kunnen krijgen dat M misschien toch niet zomaar een kerel is. Soms leidt dat tot lastige situaties. Een nichtje vond het toen raar dat C telkens refereerde aan ‘hij’ en ‘hem’, als ze M bedoelde. Op de vriendelijk bedoelde correctie werd door C behoorlijk venijnig gereageerd.

Een op de een of andere manier ook lachwekkend voorval vond enkele jaren geleden plaats. M en haar dochter C moesten naar het toilet. Ze zaten een paar deurtjes van elkaar verwijderd en iemand daartussenin liet een luide wind.
“Pappa, moet je poepen?” riep C luid. 
Eh, wacht even. Pappa? Dit is toch een dames-wc? Zit er een kerel naast me of zo!?
M hield zich muisstil, ook toen C haar vraag iets luider herhaalde. Nadat ze de toiletruimte hadden verlaten maakte M duidelijk dat het misschien beter was een dergelijke situatie te voorkomen. Haar aanroepen of -spreken met haar voornaam kon dan pijnlijke momenten voorkomen.

Een nieuwe oekaze van Het Geval was het gevolg. “Het is natuurlijk volslágen idioot om je ouder met de voornaam aan te spreken. Dat kan écht niet!”

Schorpioen

Aan de rand van een riviertje zit een kikker. Ze vraagt zich af of ze nog even het water in zal duiken of nog een tijdje van de zon wil genieten.

Aan de overkant van het water ziet ze beweging. Een schorpioen komt tevoorschijn vanuit de begroeiing. Schrik maakt zich van de kikker meester, maar ze beseft dat de schorpioen haar niet kan bereiken. Zwemmen is immers niet voor hen weggelegd.

Dan spreekt de schorpioen haar aan. “Hallo kikker, ik weet dat we van nature niet echt vrienden zijn, maar ik wil zo graag naar de overkant, waar mijn vriendin woont. Maar zwemmen kan ik niet. Zou jij me alsjeblieft willen halen en mij naar jouw kant brengen?”

“Nou”, zegt de kikker, “ik ben al eerder dierbare familieleden aan jouw soort verloren en ben eigenlijk net zo bang voor jou als voor een ooievaar. Halverwege het water steek je me vast dood. Nee dus.”

Schorpioen: “Maar mijn lieve kikker, ik houd van mijn vriendin! Het zou toch niet zinvol zijn om jou halverwege dood te steken? Dan verdrink ik ook en ziet mijn lieve vriendin me nooit weer terug. Wat denk je nou?”

Kikker denkt. Het klinkt logisch. Schorpioen heeft volop reden om in leven te blijven. Eerlijk gezegd help ik liever dan dat ik iemand teleurstel. 

Ze zwemt naar de overkant en laat de schorpioen op haar rug klimmen. De tocht terug wordt aanvaard. Halverwege voelt ze een heftige steek en haar spierkracht neemt in nog geen twee seconden af.

Met haar laatste krachten roept ze “Wat doe je!? Je doodt me!? Dat is toch niet logisch!?”
Ze hoort nog net de laatste woorden van de schorpioen: “Het is niet jóuw logica.”

Lees Het Geval voor Schorpioen. Je zult nooit kunnen begrijpen waarom zij dingen op haar manier doet. Waarom ze gewetenloos haar eigen kinderen misbruikt om anderen te gronde te richten.

Historie

Het Geval – editie nul

Het Geval was niet het eerste geval in mijn leven. In feite was mijn moeder de eerste. Een gevaarlijk mens.

Haar terreur reikte tot in het diepst van je ziel. Moeilijk uit te leggen. Haar omgeving, mensen die haar kenden, merkten vooral haar minachting jegens anderen, met de nadruk op het – in haar ogen minderwaardige – mannelijk geslacht. Ze overheerste mijn vader op vrijwel elk niveau. Minachtend snuiven over wat hij ook te berde bracht was kenmerkend. Ik was de oudste, haar eerstgeborene en was waarschijnlijk de belangrijkste teleurstelling in haar leven. Ik werd namelijk niet geboren als meisje. Althans te oordelen aan de uiterlijke verschijning.

Eén (gender)psycholoog vroeg ooit af of dit sturend kon zijn geweest in mijn transitie. Zelf kon hij dat (gelukkig) niet vaststellen. Misschien heeft het een rol gespeeld, ik weet dat niet. Het maakt me eigenlijk ook niets uit. Ik voel me nu mezelf en heb een nooit eerder ervaren zelfvertrouwen.

Terug naar mijn jeugd. De jeugd van drie kinderen. Twee jongens, een meisje. Ouders zwaar, heel zwaar gereformeerd. De zwartste afdeling, zeg maar. Elke zondag twee keer ter kerke. Hel en verdoemenis, telkens twee uren lang, soms langer. Woensdagavond werd er vanuit de bible belt een dominee ingehuurd. Dat kon dan langer duren dan tweeëneenhalf uur. Het gevoel dat dit bij mij achterliet is moeilijk te beschrijven. Ik was dus slecht en verderfelijk, geneigd tot alle kwaad. Voorbestemd tot eeuwige marteling in de hel, met als enige reden daarvoor het feit dat ik was geboren. Erfzonde heette dat.

Buiten spelen als kind was er niet bij. Daar kon je vies van worden. Krassen op je schoenen, in de visioenen van mijn moeder. Ik ben één dag naar de kleuterschool geweest en mocht nooit meer terugkomen. De enige herinnering die ik er aan heb was een blikken speelgoedding dat kapot was. Of ging. Door mijn hand, kennelijk.  De familie schijnt meer te weten, ingefluisterd door mijn moeder. Op de een of andere manier heb ik daar – aldus mijn moeders uitlatingen – schrik, paniek en wanhoop teweeg heb gebracht. Geen idee, eerlijk gezegd. Mijn moeder kwam wel vaker overtuigend over.

Door die wat aparte jeugd was ik op school nogal sociaal gehandicapt. Onaangepast. Omgang met andere kinderen was helemaal nieuw en ik wist mezelf geen houding te geven. Elke schooldag was in feite een paniekdag. E pesten was het standaard tijdverdrijf, tot gedurende de les. Leerkrachten vonden me ook maar een lastig geval en deden in enkele gevallen vrolijk mee met mij belachelijk maken. Wekelijks een kapotte bril was routine.

Mijn vader had het moeilijk. Hij begreep donders goed wat er mis was, maar kon daar niets aan doen. Ook zijn leven was een hel.

Op mijn zeventiende ben ik het ouderlijk huis ontvlucht. Ik tekende een contract voor zes jaren bij de Luchtmacht. Weg van huis, weg van mijn moeder. Helaas ook grotendeels weg van mijn vader, die ik dus ook niet meer heb bijgestaan. Na een tweetal jaren heb ik me zelfs laten overplaatsen naar een basis in Duitsland, waar zich na een tweetal jaren mijn kersverse bruid Elisabeth bij mij voegde.

Familie van mijn vaders kant – ook allemaal zwartekousentypes – hadden op een bepaald moment door wat er gaande was in ons gezin. Mind you, ze waren allemaal zwaar op de hand. Echtscheiding was bijvoorbeeld iets ondenkbaars. Als god je met een beroerd huwelijk had opgescheept was dat een beproeving die je met gebed en geduld had te doorstaan.

En tóch… vanuit die familie, zó’n familie, heeft mijn vader meermaals het dringende advies gekregen “Verlaat die vrouw! Neem je kinderen mee en vertrek!”

Dit, en veel andere dingen uit die tijd heb ik pas vele jaren later vernomen. Ze passen in het beeld.

Mijn vader heeft zijn vrouw niet verlaten, daarvoor was zijn geloof te sterk. Uiteindelijk heeft het hem zijn leven gekost.

Enkele weken voor zijn 59ste levensjaar stierf hij ‘voor ons geheel onverwacht’, zoals de christelijke reactie in zo’n geval luidt.

Die avond zaten we, de drie kinderen met aanhang, in de woonkamer van het ouderlijk huis. Het bleef lange tijd stil, totdat mijn moeder zei “Jullie denken ook dat het mijn schuld is, nietwaar?”

Het bleef stil, niemand reageerde. We wisten het allemaal.

In het voorjaar van 2015 bracht ik een nacht door met M, mijn nieuwe liefde, nadat ik van Elisabeth weduwe was geworden. Die nacht hebben we pratend doorgebracht. Zij vertelde me wie ze was en gaf achtergronden. Ik ook naar haar.

Ze vertelde me over Het Geval, haar ex. Over haar kinderen, B en C. Ik luisterde en luisterde en al vrij snel herkende ik Het Geval. Een soort kloon van mijn moeder, alleen niet zo godsdienstig. Ik herkende de chicanes waar M en haar kinderen onder te lijden hadden. Ik herkende de manipulaties, de smerige streken. Ik herkende het zichzelf altijd weer in de slachtofferrol spelen. Het vernederen van M. Fysiek geweld was meermaals voorgevallen, met M als doelwit. Doelloze aangiftes bij de politie, want Het Geval kletste zich weer in de slachtofferpositie.

Ik weet dat M zich zorgen heeft gemaakt over haar eigen toekomst. Of zíj wel die 59ste verjaardag zou halen; overleven. Misschien maakt ze zich nog wel zorgen daarover. Ik in elk geval wel.

Intussen ben ik ook doelwit van Het Geval. Dat daarvoor B en C, de kinderen van M en Het Geval gewetenloos worden ingezet zal niet meer verbazen.

M en ik gaan in therapie. We trekken dit op eigen kracht niet meer.

Het Geval

In december 2014 overleed mijn vrouw, Elisabeth, na bijna 45 jaren getrouwd te zijn geweest. Geloof me, we hebben ook onze moeilijke momenten gekend, maar ons huwelijk was in feite een mooie droom. Ook M, mijn huidige echtgenote, weet dat ik Liesbeth nooit zal vergeten.

Sommigen vonden het snel gaan, maar het duurde niet lang voordat ik verliefd werd. Op M. Al snel startten we samen een soort hulpprogramma voor transgendermensen opnieuw op. We brachten een nacht pratend door en ze vertelde me waar haar grootste problemen lagen. Haar kinderen. Een tweeling, die door M’s ex werden weggehouden van M; hun biologische vader. Al snel die nacht werd me duidelijk dat ik het type mens van haar ex kende. Mijn moeder. De moeder die drie geestelijk ernstig beschadigde kinderen op haar geweten had, waarvan ik er een ben. De vrouw die zich bewust was van het feit dat ze haar man had doodgepest. Openlijk. Naar ik nog steeds hoop zónder trots. Dat is letterlijk bedoeld.

Moeilijk, maar ik begreep al snel meer van M’s positie. Ook ik deed mijn verhaal die nacht en toen de zon opkwam was er niet alleen begrip voor elkaar, maar vooral ook vertrouwen. Dat vertrouwen is alleen maar toegenomen.

Onze levens begonnen ineen te vlechten. Ik maakte kennis met de dagelijkse sores in M’s leven. Haar onbereikbare kinderen en de opstelling van haar ex, die ik al snel de bijnaam Het Geval heb gegeven. Die bijnaam beklijft in vrij brede kring en vroeg of laat zal ze daar wel achter komen.

Het duurde niet lang voordat ik ook emotioneel betrokken raakte. De spoken uit mijn jonge jaren kwamen terug en hebben me sindsdien niet meer verlaten. Het is alsof mijn moeder is gereïncarneerd. 

De chicanes kwamen als mokerslagen op me af. Het geraffineerde vernielen van alles dat fatsoen inhield. De bedreigingen die stuk voor stuk werden waargemaakt. De onmacht. Ik herkende de wanhopige onmacht waarmee M de chicanes probeerde te verwerken. Nog steeds, dag-in, dag-uit. Chicanes zoals die mijn vader het leven hebben gekost. Die angst, dat dit ook M zal overkomen, maakt nog elke dag deel uit van mijn gevoelsleven. Ondanks dat ik zielsgelukkig ben met haar.

Hoe dan ook, uiteindelijk heb ik de kinderen leren kennen en maken ze deel uit van mijn leven. Een twee-eiïge tweeling. Zeer begaafd, op z’n minst. Zeer verschillend, zeker. Volgens Het Geval is het ene kind – ik noem haar C, vrouwelijk geslacht – best wel intelligent en is een opleiding op academisch niveau een te verwachten leerweg. Over het andere kind – ik noem hem B, mannelijk geslacht – heeft ze een nogal afwijkende mening. 

“Een mens kan héél gelukkig worden als putjesschepper”. 

Een letterlijk citaat uit de mond van Het Geval. Alles wordt in het werk gesteld om B te infantiliseren. Om hem dom te houden.

Gelukkig merk ik dat dit niet gaat lukken. Zijn IQ is, naar ik schat, een factor twee hoger dan dat van zijn moeder, dus met een beetje begeleiding moet dat goedkomen.

Maar er is meer en dat dreigt me soms iets teveel te worden. De chicanes over wanneer ik zichtbaar mag (!) zijn voor de kinderen, de oekazes omtrent mijn kleding, gedrag en zo voort heb ik allemaal ondergaan. Niet met gemak, integendeel, maar ik had geen keus. Weggaan was een keus geweest. M en de hele sores gewoon achterlaten. Dat kon niet, dat kan nog niet. Ik houd van M. Ik herken haar in de kinderen. Inmiddels kan ik reacties (of zelfs het ontbreken daarvan) herleiden tot de invloed van Het Geval. Die kinderen worden op een ziekelijke manier misbruikt. Instrument gemaakt om M te vernietigen. Inmiddels ben ik ook instrument geworden met hetzelfde doel. Mijn persoon interesseert haar geen bal, maar als ze mij gek krijgt schaadt ze daarmee M. De kinderen worden gewetenloos voor hetzelfde doel ingezet.

De mate waarin de kinderen worden ingezet om M te beschadigen zijn strafbaar, of althans, daarvan wil ik uitgaan. Bewijzen is alleen verdomd moeilijk.

De kinderen wordt doorlopend, dag in, dag uit, duidelijk gemaakt dat hun vader zich misschien wel verbeeldt een vrouw te zijn, maar dat dit uiteraard volslagen belachelijk is. Met vaderdag geef je cadeautjes. Verplicht. Immmers, híj is je váder! Daar komt elk presentje dat je een mán geeft voor in aanmerking. Iets (gender?)neutraals is onmogelijk, stel je voor dat ‘hij’ bevestigt wordt in ‘zijn waan’, laat staan iets een vrouwelijk georienteerd geschenkje.

Winkelen is pijnlijk. Van een afstand wordt M luidkeels geroepen met PAPPA. Mensen kijken. Hm? Een vrouw? Nee joh!? Da’s dus een kerel in een jurk…

Hoe beschadig je effectief mensen? Hoe verneder je ze ten diepste? Hoe laag is het om daarvoor willens en wetens je kinderen te misbruiken?

Recent was ik weer aan de beurt. De details doen er niet zo toe, maar B en C werd – zwart op wit – woorden en meningen in de mond gelegd die niet de hunne zijn en die ze niet hebben uitgesproken. Het doel mag inmiddels duidelijk zijn, maar de vernedering heeft me opnieuw diep gegriefd.

Voor mij geldt meer nog dan voor M dat ik geen mond heb. Ik ben niemand, ik ben niets. Familierecht kent geen nieuwe partners. De rechter wil niet eens weten dat ik besta. Grieven van mijn kant zijn in geen enkel opzicht relevant. Niet dat M’s grieven er veel toe doen hoor.

Je mag me er op deze en volgende teksten aanspreken. Ik wil desgewenst het gesprek met je aangaan en je vragen beantwoorden. Het wordt tijd dat meer mensen  Het Geval gaan herkennen, want geloof me, het komt angstig veel voor en wordt door zorgverleners niet voldoende (h)erkend.

Waarom schrijf ik dit…

Wel, vroeg of laat bereikt deze tekst de persoon die ik Het Geval noem. Die weet dan dat het al door heel wat mensen is gelezen. Mijn hoop is dat ze boos wordt. Wat kan zij doen? Maatregelen zoals in het verleden en M de omgang met de kinderen opnieuw ontzeggen? Dat gaat niet meer lukken. Daarvoor hebben betrokken instanties voldoende beeld van dat Geval.

Dus zal Het Geval mij moeten aanpakken. In rechte. En dat is nu precies waar ik op hoop. Dát zal mij een stem geven en geloof me, die zal ik gebruiken.

Tot nu toe moet M, mijn lieve vrouw, de strijd in haar eentje voeren. Ik kan haar proberen te troosten, met haar meehuilen, maar ik heb geen stem. Ik ben er niet. Dát moet ik veranderen.

Alle beschreven personen en gebeurtenissen zijn fictief. Elke overeenkomst met bestaande personen of gebeurtenissen berust op louter toeval.